Lao Theung

Het spreekt mij altijd tot de verbeelding: de vroegere bevolking van Zuidoost-Azië. Volkeren die hier al duizenden jaren zitten, voordat de migratie uit Guangdong (Zuid-China) op gang kwam. Veel Thai en Lao zullen het nooit op school leren, maar zij zijn laatkomers in deze streek. Nog maar duizend jaar. Eigenlijk net zoals de Hongaren de laatkomers in Europa waren.
Wat meestal gebeurt, is dat de oudere volkeren opgaan op in de nieuwe dominante cultuur. Wat soms gebeurt is dat ze worden uitgeroeid (Taiwan & Hispaniola). En soms, om welke reden dan ook, blijven de oudere volkeren hun eigen taal en cultuur behouden.


Laos werd vroeger geheel bevolkt door de Lao Theung : verschillende volkeren met een traditionele landbouwsamenleving, animisme, en veel kennis van de natuurlijke omgeving. In het oosten van Laos wonen ze nog steeds, met in totaal zo'n anderhalf miljoen mensen. Hun streek is al die tijd eigenlijk nooit door anderen bezocht, want te onherbergzaam. Tijdens de Vietnamoorlog werd de streek plotseling de zwaarst gebombardeerde regio ter wereld ooit. De gewone boer op het land had daar het meest onder te lijden, en nog steeds. Het is het thuisland van de Lao Theung. Meestal met een pre-industriële traditie, bamboe huizen, vaak nog zonder electriciteit. Voor sommige volkeren is het gebruik van metaal taboe. Veel vrouwen lopen dagelijks een paar uur door het bos om voedsel te verzamelen, en dat weer te verkopen op de markt. Meisjes die regelmatig vanaf hun 13e met kinderen zitten, en vanaf hun 8e al meedoen met het arbeidsproces. Meestal is dat met de voet een houten hamer bewegen om het kaf van de rijst te verwijderen, en verder is dat weven. Voor jongens geldt eigenlijk hetzelfde, soms zijn ze op pad, soms zijn ze in de weer met hout of rijst. Het sterftecijfer was ooit heel hoog, nu is dat veel lager.

Een achterdochtige blik als je het dorp langkomt en contact zoekt. Niemand die zwaait. Een oudere vrouw met een sigaar van bamboebladeren die met twee kleinkinderen op zoek is naar vruchten in het bos. Ze kijkt me aan en loopt weer door. Haar wereld is nooit veranderd. Met de fiets langskomen heeft één groot voordeel, je wint snel vertrouwen. Nog beter is het om langs te komen met een reden: mijn sandalen zijn stuk, kan iemand deze twee eindjes vastnaaien? Ik spreek de taal niet, maar met gebaren kom je een eind. En dan zijn mensen ineens even vriendelijk als overal. Even vriendelijk als mensen in de vroege Middeleeuwen. En als mensen nu.
Terwijl je je fiets neerzet, rent het snelste jongetje van het dorp hard weg om al zijn neefjes en nichtjes te gaan vertellen wat er nu weer aan de hand is. En binnen een minuut ben je omringd met 20 jongetjes en meisjes. Snotneuzen. Geen speelgoed. Maar goed, je handen gekruist tegen elkaar en dan omdraaien, dat is ook een leuk spelletje: er is er altijd wel één die je na gaat doen. Een enkeling die je met open mond aanstaart.
De handige man was al snel klaar met mijn sandalen, hij vond het eigenlijk wel grappig. Ik besloot 10.000 kippen achter te laten (= 1 euro). Bij mijn vertrek dezelfde achterdocht. In een ander dorp kwam ik water kopen, en ik besloot ook mijn paraplu aan te bieden aan een oude dame die kwam aansloffen. Ze griste hem uit mijn hand, maar kwam even later theatraal mijn hand schudden. De kinderen vonden het geweldig.
  
De Lao Theung zitten sinds een jaar of twee weer meer in de verdrukking dan ooit. Sinds er nieuwe wegen zijn, heeft de meerderheid van de bevolking van Laos alle ruimte om de Lao Theung te komen koloniseren. Met een nieuw systeem van banken, kasboeken en leningen voor de overwaarde van hun huis komen de Lao van het laagland (Lao Loum) land kopen en al hun familieleden uitnodigen in het nieuw ontdekte oosten. Spotgoedkoop. 750 euro voor 1 hectare.
De Lao Theung doen niet mee aan dat systeem, terwijl het wel altijd hun land was. 
Wat een toerist in een of ander ecotoerisme-project niet te zien krijgt, is wat er op dit moment wel aan de gang is. Een colonne van overheidsambtenaren met brede auto's die baantjes voor elkaar komen creëren, die elkaar overdag bezig houden met stempels, en vanaf een uur of vier met karaoke, bier en vooral heel veel geluidsoverlast. Met de hele familie. Je voelt dat de Lao Loum nieuw zijn in dit gebied. In het 'administratieve centrum' zijn zij in de minderheid; ze zitten er vaak nog maar een paar jaar en er is bijvoorbeeld geen enkele tempel. De arrogantie is stuitend: geen sluitingstijden, ze zitten er voor zichzelf en hebben totaal geen boodschap aan de oorspronkelijke bevolking of de sfeer van het dorp.


Kolonialisme is hier nog maar net begonnen. Door de Lao, niet door de Europeanen. Sterker nog: Fransen in Indochina, en Hollanders in Indië en Nieuw Guinea hadden vaak een eigenaardige interesse om alles in kaart te brengen wat ze aantroffen. Het was ordinair machtsvertoon en handel, maar de Europese koloniale tijd viel ook samen met de hele Romantiek en interesse voor het oorspronkelijke. In Azië niets van dat alles. Geschiedenis is alleen interessant als het toeristen trekt, als mensen er kaartjes voor willen kopen. Er zijn westerlingen die Zuidoost-Azië voorgoed verlaten vanwege een gevoel van algehele desinteresse. Mensen die min of meer standaard niet begrijpen dat je hier uit interesse bent (of zelfs uit interesse een vraag stelt), en niet voor handel of voor relatieverplichtingen.

De Lao Theung en hun leefwijze staan onder grote druk bij de huidige economische voorspoed en je moet er niet aan denken dat ze straks in een reservaat zitten. Maar toch, een paar zaken werken in hun voordeel. Allereerst het aantal : anderhalf miljoen mensen, dat is één op de vier Loatianen. Samen met andere minderheden vormen ze zo'n 35% van de totale bevolking. Niet echt een aantal voor een openluchtmuseum. En het aantal kinderen per vrouw is echt fenomenaal; ik weet even geen ander woord.
Ten tweede: Lao Theung hebben een aandeel in de lokale economie. Ze weven doeken, bewerken rijst en verkopen vruchten uit het bos. Slash&burn. Klein maar het is iets: misschien zijn er daarom niet de problemen met alcoholisme of geweld, zoals bij Indianen.
Ten derde: de Lao Loum kunnen zich nog zo arrogant opstellen en doen alsof iedereen mee zou moeten aan de nieuwe cultuur van het mobieltje dat alsmaar afgaat, maar niemand die op het idee komt om andere volkeren te bekeren tot het boedisme of wat dan ook.
Interessant is misschien ook dat er één land is in deze streek waarvan de vroegere bevolking wél een eigen land heeft: Cambodia. Misschien is het enkel het idee, maar toch. De talen zijn verre verwanten. (De Mon-Khmer volkeren zijn trouwens niet de aboriginals van Zuidoost-Azië, dat zijn de kroesharige negrito's).

De onherbergzaamheid van de streek heeft nieuwkomers lange tijd op afstand gehouden, maar dat geldt steeds minder. Er zijn nieuwe wegen. De Chinezen hebben sinds kort een cementfabriek in de streek, rechtstreeks uit Beijing en niemand die een woord Lao leert. De Vietnamezen zijn er ook als de kippen bij met hun schimmige handeltjes en hun aandoenlijke eerlijkheid. Maar nogmaals, het zijn de Lao Loum die de stempels, de baantjes en de kasboeken beheren en niemand anders.
Veel meer dan Thailand is Laos op de hand van China, en dat verklaart de snelle verandering. Vier jaar geleden zijn in Laos de allereerste banken gebouwd, en zij verstrekken nu de cijfertjes in het luchtledige, want papier kun je het niet noemen.

Het wonderlijke van algehele economische voor- en tegenspoed vind ik dat veel mensen echt denken dat het hun eigen verdienste is. Vergeet het maar.
Foto's zijn van 2008, van een Katang-dorp dat wel meedoet aan een ecotoerisme-project. Bovenstaande ervaringen zijn van een fietstocht van Salavan naar het administratieve centrum Toumlane.

Geen opmerkingen: