De toren van Babel


Economische groei

Veel mensen die geloven in de opmars van Azië, laten zich misleiden door groeicijfertjes. Het idee is vaak heel eenvoudig: als het in Azië economisch goed gaat, zullen Aziaten vast iets doen wat we in het westen zijn vergeten. Vanuit het westen gaat die gedachte ook vaak weer gepaard met een christelijk schuldgevoel..: "en dat is maar goed ook."
Vanuit Azië is de gedachte ook uitgewerkt; hier vaak vanuit een zekere trots. Vpro's tegenlicht heeft ooit eens een reportage gemaakt over Kishore Mahbubani, een hoogleraar in Singapore die precies vertelt wat 'kritische' mensen in het westen willen horen: onze tijd is over, tijd voor Azië.

Er zit een probleem in deze redenering, maar ik kan mensen wellicht niet overtuigen. Mensen geloven wat ze willen geloven. Het punt is dat er steeds maar één argument wordt gebruikt: economische groei, de ecomische cijfertjes. De rest wordt er dan omheen verzonnen.

Waar de redenering aan voorbij gaat, is dat het systeem op instorten staat. En het is precies het systeem dat op instorten staat, dat in Azië ieder jaar verder wordt uitgewerkt en dat hier de economische impuls geeft. Meer van hetzelfde. Maar hoe zit het dan met die opmars? Komt het door de andere Aziatische manier van denken? Kom op, heeft de groei van Dubai iets te maken met de Arabische manier van denken?
Net als Dubai wordt China gebouwd door westerse ingenieurs, en goedkope arbeiders. China draait op goedkope arbeid. De Chinese cultuur kenmerkt zich verder door een enorm wantrouwen overal waar mensen samenwerken, en dat is precies waarom China zo weinig ambities waar kan maken.
Wat deden wij in Nederland eind jaren '90 zo wonderwel goed, dat het economisch zo goed ging? Niks. De waarde van huizen steeg, dat was alles. De rest was een gevolg daarvan. Economische voorspoed in Azië is vooral terug te voeren op de stijgende prijzen van onroerend goed. En dat is omdat grote bedrijven hun productie hebben verplaatst. En dat is weer direct terug te voeren op een beslissing buiten China om: de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie in 1995.


Het aquarium van Singapore

Ik bezocht in 2008 het grote aquarium van Singapore, het grootste aquarium van Azië. Het aquarium van Singapore is zo groot dat vissen geen idee hebben dat ze eigenlijk  in een aquarium rondzwemmen. Dat kan ik me zo voorstellen. Je loopt er als bezoeker als het ware doorheen, in een lang pad onder de vissen door. Vissen voelen zich vrij, ze maken niet die treurige rondjes wat je in Artis ziet. Een paradijsje voor de vis.
Zodra je het aquarium verlaat, kom je op Sentosa Island. Sentosa Island is een kunstmatig aangelegd eiland met overal idyllisch aangelegde stranden en palmbomen, alles zo groot dat mensen eigenlijk geen idee hebben dat ze in een kunstmatig project rondlopen. En het hoeft ook niet. Overal is rekening mee gehouden. Fotoplekjes zijn aangegeven, de palmbomen staan op de juiste plek, de juiste winkeltjes. Je kunt eerst je geld uitgeven, en daarna naar het strand. Of andersom; eerst naar het strand, en dan je geld uitgeven. De mensen die Sentosa Island hebben opgezet, hebben kennis van de menselijk psyche. Je voelt je vrij. Niet dat eeuwige gedrentel wat je in de V&D ziet. Een klein paradijsje voor de mens. Het gevoel dat je in één grote nepperij rondloopt vervaagt snel. We hebben hier te maken met professionals.

Het is zo goed gedaan, dat het eigenlijk één grote grap wordt. Want na het aquarium en Sentosa Island kom je in de binnenstad van Singapore dat feitelijk ook in een paar jaar tijd is opgezet. Er zijn geen files. Er zijn wel taxichauffeurs die het een en ander uitleggen. Singapore wordt gerund als bedrijf, en is opgezet door één zakenman. Wie het geld heeft is welkom, wie dat niet heeft mag vertrekken. Mensen die al generaties lang in Singapore wonen, vertrekken naar Maleisië. Ze maken plaats voor mensen met geld, vanuit allerlei landen. Er zijn koloniale gebouwen, er zijn gezellige straatjes. Dat wil zeggen: de oude gebouwen en straten van de Hollanders en de Engelsen uit de 17e eeuw zijn afgebroken. Maar geen zorgen, ze zijn precies op dezelfde manier en op dezelfde plek nagebouwd, want dat is goedkoper. Er is zelfs een bruine kroeg, met donkerbruine planken die lichtjes krommen. Voor de sfeer. Nep. Je kunt er rode wijn bestellen.
Een metafoor van Plato doemt op: de grot. Wat we zien is projectie. Welkom in de filosofie. De eerste vis die opmerkt: Hé verrek we zijn niet in de zee, we zijn in een groot aquarium!
Daar ging de allegorie van de grot volgens mij over, maar lees hem vooral nog eens na. Maar goed, als je het leuk wilt houden kom je met je vriendinnetje, en dan is de grot van Plato niet een gezellig onderwerp om over te beginnen. En rode wijn wel.


Central Plaza: een warenhuisketen

In Thailand bestaat het allemaal ook. Hier heet het Central Plaza. Alles wat je nodig hebt, vind je in Central Plaza. Iedere wijk heeft een Central Plaza. Een Central Plaza is een plek waar veel mensen zich prima thuis voelen. In een Central Plaza is altijd lawaai, er zijn computerspelletjes, er is airconditioning, er zijn restaurants, er is een meubelboulevard, er is een bioscoop, er is een hoek met talenscholen, met muziekscholen, met sportscholen. Ze zijn overal hetzelfde: het gebrek aan variatie komt dit keer toch echt door marktwerking. Ironie van de geschiedenis zullen we maar zeggen. Van de talenscholen weet ik dat die in Bangkok allemaal in handen van dezelfde eigenaar zijn. Voor de restaurants geldt eigenlijk hetzelfde. Van de rest kan ik het niet bevestigen, maar ik heb zo mijn vermoedens. Central Plaza's zijn in de jaren '90 gebouwd onder Thaksin, de rijkste zakenman van het land met de bekende connecties in Londen.

Ik heb in januari één maand in een Central Plaza gewerkt en je hebt de hele dag geen idee wat voor weer het buiten is. 's Avonds hoor je pas dat het die dag geregend heeft. Wat ik nog het meest merkwaardig vond, is dat mensen om half negen letterlijk staan te wachten tot de Central Plaza opengaat. Het gaat vaak uit van meisjes, met hun brave vriendjes erachteraan. Je kent het wel. Net de Kalverstraat maar dan in één groot gebouw. Aziaten houden vaak van goed eten, en weten dan ook precies waar en op welke verdieping je moet zijn.
Het punt is natuurlijk dat veel mensen zich uiteindelijk gedwongen zien om ook te gaan werken in een Central Plaza. De laatste paar jaar geldt dat ook voor westerlingen die hierin verstrikt raken (vaak via een partner). Er is altijd werk voor ons in een Central Plaza. Kleine familiezaakjes in Azië (want dat is wat Chinezen heel goed kunnen), ze worden allemaal opgeslokt door de Central Plaza.
Eén gebouw waar je al je geld verdient én waar je al je geld uitgeeft. Je wordt vanzelf kwetsbaar, lijkt me. Survival skills teruggebracht tot een reeks routinehandelingen. Maar met de economische groei zijn er weinig mensen die vragen stellen. En wie ben ik om me arrogant op te stellen? Doe mee, we zijn in Azië. Hetzelfde geldt voor Macao, hetzelfde geldt voor Dubai. Het is in Azië wellicht allemaal iets zichtbaarder; maar in feite speelt in Europa precies hetzelfde. Alleen verzinnen Europeanen er soms iets verstandigs bij zodat we het kunnen verantwoorden.


Filosofie van stad en handel

Een andere metafoor van Plato is de samenleving als bijenkorf. Plato vergeleek de ideale staat met een bijenkorf. Idealiter kan iedereen er een plekje vinden. Maar... Plato ziet de burgers van de stad als de darren in een bijenkorf (de mannelijke bij die je liever niet in je korf wilt hebben). De darren komen wel steeds, maar ze worden al snel door de werkbijen uit de korf verdreven.
Wij zijn de darren van de moderne samenleving. Je zit in een systeem waarin je jezelf niet kunt voeden. Er is dus een nieuw handelsmiddel nodig: geld. Bij iedere transactie tussen twee personen komt een derde persoon kijken, en dat is wie het geld beheert. De afwezige derde partij die ergens in een duistere dealroom de waarde bepaalt van iedere transactie tussen jou en je buurman. Het heeft iets onnatuurlijks, want mensen zijn van nature gewend (en in feite gemaakt) om in veel kleinere gemeenschappen te leven. Ons hele lichaam en onze hele manier van doen past bij de jagers & verzamelaars. Mensen hebben een netwerk van gemiddeld 20 a 30 personen om zich heen met wie ze echt afspraken hebben, daarboven wordt het voor iedereen te veel. 

Ik ben een paar maanden terug toevallig gestuit op de radioprogramma's van Alan Watt, een man die gelukkig niet voor iemand werkt. Denkers die voor iemand werken vertrouw ik meestal niet. Alan Watt is een eeuwige cynicus die bijna terloops uitlegt dat het systeem van beschavingen 6.500 jaar oud is. Precies de tijd dat mensen worden ondergebracht in steden. Het idee dat beschavingen iets geweldigs zijn is ook 6.500 jaar oud. Al die tijd is er een derde partij bij die het geld beheert en die er alle baat bij heeft om de cultus hoog te houden. Er is over nagedacht.
Wie het geld beheert, heerst over de mensen. En dat is natuurlijk weer een uitspraak van Mayer Amschel Rothschild; een van de belangrijkste namen voor de geschiedenis van de 18e t/m 21e eeuw. Maar ook de familie Rothschild komt niet zomaar uit de lucht vallen. Wat Alan Watt erg goed uitlegt, is dat er een systeem is van elkaar opvolgende beschavingen, waar een kleine elite blijvend van profiteert. De elite verhuist; de symboliek verhuist telkens mee. De Joden en vrijmetselaars hebben het van de Katholieken, die hebben het van de Romeinen, die van de Grieken, die van de Minoïers, de Egyptenaren, de Sumeriërs, en via de Perzen en de Armenen is er altijd een connectie geweest met de Chinezen. De elite creëert oorlogen, verdient geld, en daarmee faciliteren ze hun eigen verhuizing. Oorlogen leveren geld op, omdat de gewone man gedupeerd wordt. Zich laat duperen, want daar gaat het om. Op het gebied van literatuur kan ik in dit verband Reis naar het einde van de nacht aanraden van Céline. Een schrijver die haarscherp doorhad wat er speelde. In 1932.


Symboliek en de toren van Babel

Er is ontzettend veel te leren op het gebied van symboliek. Religieuze symboliek blijft in principe steeds dezelfde, eigenlijk precies wat je in Zeitgeist leert. Symboliek is de taal van de elite. Die voeren geen strijd. Die maken afspraken. Die verhuizen.
Wie religie en symboliek wil doorgronden komt vanzelf uit bij astrologie. Het is echt iets van de laatste tijd dat je de sterrenhemel nergens meer ziet. Ik kan me niet voorstellen dat ik de enige ben die op zoek is naar wat ik in de jaren '80 overal zag. De sterrenhemel. Het zal wel aan mij liggen, maar ik zie enkel nog Orion en Sirius, hooguit. Generaties voor ons baseerden hele verhalen op de twaalf sterrenbeelden, die we nog steeds vertellen. Het hele scheppingsverhaal is een samenspel van sterren, veel symboliek uit deze tijd komt uit de sterren.


Hoe langen blijven we geloven in alle termen van nu? Verdere centralisering? Mooie verhalen over multicultuur aan de ene kant, en mooie verhalen over botsende beschavingen aan de andere kant? EU, UN, IMF, UDHR, ASEAN? Alles in één systeem onderbrengen? De toren van Babel? Ging dat niet over hoogmoed?

Ooit werd er op de hele aarde één enkele taal gesproken.
Toen de mensen in oostelijke richting trokken, kwamen ze in Sinear bij een vlakte, en daar vestigden ze zich. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Laten we van klei blokken vormen en die goed bakken in het vuur.’ De kleiblokken gebruikten ze als stenen, en aardpek als specie.
Ze zeiden: ‘Laten we een stad bouwen met een toren die tot in de hemel reikt. Dat zal ons beroemd maken, en dan zullen we niet over de hele aarde verspreid raken.’
Maar toen daalde de Heer af om te kijken naar de stad en de toren die de mensen aan het bouwen waren.
Dit is één volk en ze spreken allemaal een en dezelfde taal, dacht de Heer, en wat ze nu doen is nog maar het begin. Alles wat ze verder nog van plan zijn, ligt nu binnen hun bereik. Laten wij naar hen toe gaan en spraakverwarring onder hen teweegbrengen, zodat ze elkaar niet meer verstaan.
De Heer verspreidde hen van daar over de hele aarde, en de bouw van de stad werd gestaakt. Zo komt het dat die stad Babel heet, want daar bracht de Heer verwarring in de taal die op de hele aarde gesproken werd, en van daar verspreidde hij de mensen over de hele aarde. (Genesis 11)

Gooi vooral je bijbel niet weg, daar komt het op neer. Er zijn meerdere exegesen van dit verhaal (zie Ipsissimus), maar de belangrijkste die steeds terugkomt is hoogmoed. Babel was het koninkrijk van Nimrod, en dat betekent letterlijk rebellie. Babel staat voor oud Hebreeuws Balal (in verwarring brengen), maar óók voor oud Assyrisch Bab-ili (poort van God). De misleiding is compleet: mensen die denken dat ze het juiste doen en het koninkrijk van God betreden, komen in dienst van één grote opstandige stad. Van ene Nimrod die enkel beroemd wil worden. Vandaar dat die stad nooit afkomt.
De architectuur van het Europees parlement in Straatsburg is ongetwijfeld een knipoog naar het schilderij van Brueghel en de Babylonische spraakverwarring, maar Babel gaat over zo veel meer dan alleen spraakverwarring.
In het Nederlands is de bijbelse uitdrukking bewaard gebleven: 'hoog van de toren blazen'.
En er staat: "Ze spreken allemaal een en dezelfde taal". Zullen we taal eens breder interpreteren? Mensen die wereldwijd dezelfde narrative hanteren, mensen die meegaan in dezelfde valse dilemma's, mensen die wereldwijd via dezelfde websites en sociale netwerken met elkaar verbonden zijn.
Eén toren, reikend tot in de hemel. Met enige fantasie doemt het shoppingmall-systeem op. Winkels die allemaal in handen zijn van dezelfde eigenaar met dezelfde connecties. Supermarkten met dezelfde producten, apotheken met dezelfde producten, dezelfde licenties van de farmaceutische industrie. Mensen die allemaal werken voor dezelfde jongens, die uiteraard niet willen dat je dat doorhebt. Geen ruimte voor mensen die echt voor zichzelf beginnen, zoals Sjoerd Kooistra om maar iemand te noemen. Hetzelfde geldt voor de politiek en de media.
Eén groep jongens. En zij zagen dat het goed was.


Cyclus van de sterren

We kunnen erin meegaan, we kunnen het negeren, en we kunnen andere partners zoeken. Zullen we de Azteken en de Maya's eens nemen? In de tijd waarover we spreken waren er handelsroutes met China, maar niet met Amerika. Wat hadden zij te melden over dit jaar? Peter Toonen is de Nederlandse expert op het gebied van de Maya-kalender; zijn lezingen zijn goed te volgen.
Of Stonehenge, wat hebben de vroege Europeanen ons nagelaten? Ook zij verwijzen naar 2012 (via Sumerisch spijkerschrift) En de piramides? Ik moet een uitstapje maken naar de esoterie (met alle plezier), maar daar vinden we de uitleg dat de grote piramides in Giza veel ouder zijn dan 4.000 jaar.
Egyptenaren kwamen de piramides van Giza tegen, begrepen ze niet, en gaven ze een nieuwe functie als graf. Dat gebeurt voortdurend. Zo is ook Stonehenge naderhand gebruikt als graf. De Egyptische beschaving en symboliek staat dan los van de grote piramides van Giza, want die verwijzen naar de sterren en (alweer) naar het jaar 2012. Het zit hem in de verschillende positie van de drie kleinere piramides naast de drie grote, dat weer correspondeert met opkomst van de drieling van Orion in verschillende tijden. We kunnen het de Egyptenaren verder ook niet kwalijk nemen. In Nederland is Johan Oldenkamp in dat opzicht de piramideman; zijn lezingen zijn ook goed te volgen. In het Engelse taalgebied is er een lange informatieve lezing van Santos Bonacci over de sterrenhemel, wetenschap, astrologie en alle mythologieën.

6.500 jaar steden en beschaving. Eén sterrenbeeld duurt 2.160 jaar. Dat is precies de tijd dat het duurt dat een sterrenbeeld dominant is. Drie maal 2.160 is 6.480. Twaalf maal 2.160 is 25.920 en dat is de precessiecyclus die de zon maakt.
Na 25.920 jaar staat de zon weer op hetzelfde punt, het is een bekende cyclus in de sterrenkunde. De ster Sirius komt op het moment steeds dichterbij; na 13 millennia wordt hij weer kleiner. Het enige wat ons te doen staat is geloven dat sterren invloed hebben op mensen. Alles valt en staat met geloof, en het is maar net wat mensen willen geloven. Astrologie, nog zoiets om je in te verdiepen.
De dialoog 'Staatsman' van Plato gaat over de aard van macht. Eén personage legt uit dat veel overgeleverde mythes in feite één voor één zijn terug te voeren op een grote cyclus. De periode waarin mensen een staatsman nodig hebben, zou namelijk bestaan naast een even lange periode waarin mensen "spontaan" leven en direct geleid worden door God. Zonder staatslieden. In de meest complete cyclus van allemaal: één van sturen en loslaten. Lees God als ster of zon en je hebt het over de invloed van de precessiecyclus, lijkt mij.
Ik zeg niet dat we teruggaan naar de tijd van de jagers & verzamelaars, maar wel dat we meer kunnen dan van de ene beschaving naar de andere hollen. Meer dan ons laten vangen in een warenhuisketen met dezelfde producten, dezelfde diensten en dezelfde taal. We gaan naar een kleinschalige economie, op basis van vertrouwen.

2012 staat dan voor bewustwording, en niet voor rampen. De grote ramp is dat het traject naar een wereldoorlog en volledige controle al helemaal is uitgestippeld, uiteraard met enthousiaste steun van de Verenigde Naties en hun universele mensenrechten (want als we die niet hadden...). Alles verloopt volgens plan.
Maar de vraag is wel of wij straks nog komen opdagen.
"Stell dir vor, es ist Krieg, und keiner geht hin..." (Bertolt Brecht)

1971

Van een Amerikaanse collega in Bangkok had ik al over Xepon gehoord. Een Amerikaan met een gebruiksaanwijzing, soms urenlang verdiept in baseballuitslagen, altijd vriendelijk, altijd alleen: I was in the east of Laos. We lost six thousand men up there. The locals don't know.

Tegen een rode ondergaande zon reed ik achterop de motor van Ban Dong naar Xepon. Het is het terrein van een van de grootste militaire offensieven van de Vietnamoorlog. Veel lege plekken in de jungle, soms helemaal leeg, maar vaak vervangen door snelgroeiende bananenbomen. Een eindeloos chaotisch landschap met plotseling opkomend water, tropische vogels en overal prachtig groen. Chaotisch door de verschillende soorten bomen en planten. Ik kon me geen helikopters meer voorstellen in de frisse lucht. Geschiedenis vervaagt snel, vooral hier.
Wie iets wil schrijven over de slag bij Ban Dong van 1971 (Lamson 719) komt automatisch uit bij Amerikaanse veteranenclubs. Zij weten waarom de Vietcong via Laos hun troepen in de rest van Vietnam bevoorraadde. Zij weten dat het niet de lokale boeren waren die vochten maar getrainde lieden van elders. Zij weten waar de geallieerde Hmong-strijders waren en wat de rol was van het Zuid-Vietnamese leger. Zij weten wat ze deden, waar en wanneer, en kunnen nog altijd precies uitleggen wat er is fout gegaan.

Het was een tactische fout van de Amerikanen, en vermoedelijk is het daarom dat zowel Laos en Vietnam een museum over de slag hebben. Aan beide kanten van de grens. Pal voor het museum in Laos een gigantisch standbeeld van heroïsche mannen met een grote vlag in de hand. De ondertoon is meteen gezet. Buiten zijn alle achtergelaten Amerikaanse tanks als triomf naast elkaar gezet. Binnen blijkt er inderdaad een oude foto te bestaan van zes militairen die schijnbaar een belangrijke militaire actie uitvoeren terwijl ze een levensgrote vlag hooghouden.
Het museum is nog niet af, en daarom nog letterlijk half leeg. Nu ik er toch was, vroeg de beheerder van het museum me om de naam van een Amerikaan op een foto. Voor het onderschrift. Zijn lokale bijnaam is Lad en hij was in 1971 de Amerikaanse minister van defensie. Maar wie o wie weet zijn echte naam? Het onderschrift luidt: American minister of National Defence is (Lad) Planed to attack on Road No 9.
Ik kon hem ook niet helpen. Ik zei hem wel dat je op het internet heel veel informatie kunt vinden over de slag bij Ban Dong, maar hij had het niet zo op internet. De officiële opening is binnenkort en hij verwacht vooral Vietnamese collega's.

Ongeveer twee mensen per maand bezoeken het oude Xepon, de plek van het stadje dat geheel is weggevaagd bij het offensief. De lokale mensen zaten in de grotten. Er was zó weinig van de stad over dat besloten werd om een paar kilometer verderop een nieuw Xepon te bouwen. Maar op de historische plek zijn inmiddels alweer zo'n 200 mensen komen wonen. Twee muurtjes is wat er rest van het oude handelsstadje. Her en der liggen nog wat oude bakstenen op een hoop, en verder zijn het vooral de kraters die gaan opvallen en die je niet zo gauw wegpoetst. En het schrootmetaal dat nogal eens dient als hekje of als soeppan. Maar het is een levendig en vrolijk dorp geworden, en je gaat er niet meer op letten. Mensen die voor hun huis zitten vinden het wel leuk dat er af en toe een toerist komt.
Met de lokale mensen sprak ik over baby's en over bloemen; zo hoort dat in Zuidoost-Azië. Je moet het leuk houden, dat doen we allemaal. Ik vroeg hen wel over die ene enkele explosie die ik zojuist van een paar kilometer verderop hoorde. Een jager, of een overblijvende bom? Immers: nog altijd vallen in Laos wekelijks circa 3 dodelijke slachtoffers, met een veelvoud aan bommen dat nog afgaat. Volgens een dorpeling zijn er inderdaad soms jagers, maar soms ontploffen er ook bommen. Maar hier in het dorp is het veilig hoor!

Lao Theung

Het spreekt mij altijd tot de verbeelding: de vroegere bevolking van Zuidoost-Azië. Volkeren die hier al duizenden jaren zitten, voordat de migratie uit Guangdong (Zuid-China) op gang kwam. Veel Thai en Lao zullen het nooit op school leren, maar zij zijn laatkomers in deze streek. Nog maar duizend jaar. Eigenlijk net zoals de Hongaren de laatkomers in Europa waren.
Wat meestal gebeurt, is dat de oudere volkeren opgaan op in de nieuwe dominante cultuur. Wat soms gebeurt is dat ze worden uitgeroeid (Taiwan & Hispaniola). En soms, om welke reden dan ook, blijven de oudere volkeren hun eigen taal en cultuur behouden.


Laos werd vroeger geheel bevolkt door de Lao Theung : verschillende volkeren met een traditionele landbouwsamenleving, animisme, en veel kennis van de natuurlijke omgeving. In het oosten van Laos wonen ze nog steeds, met in totaal zo'n anderhalf miljoen mensen. Hun streek is al die tijd eigenlijk nooit door anderen bezocht, want te onherbergzaam. Tijdens de Vietnamoorlog werd de streek plotseling de zwaarst gebombardeerde regio ter wereld ooit. De gewone boer op het land had daar het meest onder te lijden, en nog steeds. Het is het thuisland van de Lao Theung. Meestal met een pre-industriële traditie, bamboe huizen, vaak nog zonder electriciteit. Voor sommige volkeren is het gebruik van metaal taboe. Veel vrouwen lopen dagelijks een paar uur door het bos om voedsel te verzamelen, en dat weer te verkopen op de markt. Meisjes die regelmatig vanaf hun 13e met kinderen zitten, en vanaf hun 8e al meedoen met het arbeidsproces. Meestal is dat met de voet een houten hamer bewegen om het kaf van de rijst te verwijderen, en verder is dat weven. Voor jongens geldt eigenlijk hetzelfde, soms zijn ze op pad, soms zijn ze in de weer met hout of rijst. Het sterftecijfer was ooit heel hoog, nu is dat veel lager.

Een achterdochtige blik als je het dorp langkomt en contact zoekt. Niemand die zwaait. Een oudere vrouw met een sigaar van bamboebladeren die met twee kleinkinderen op zoek is naar vruchten in het bos. Ze kijkt me aan en loopt weer door. Haar wereld is nooit veranderd. Met de fiets langskomen heeft één groot voordeel, je wint snel vertrouwen. Nog beter is het om langs te komen met een reden: mijn sandalen zijn stuk, kan iemand deze twee eindjes vastnaaien? Ik spreek de taal niet, maar met gebaren kom je een eind. En dan zijn mensen ineens even vriendelijk als overal. Even vriendelijk als mensen in de vroege Middeleeuwen. En als mensen nu.
Terwijl je je fiets neerzet, rent het snelste jongetje van het dorp hard weg om al zijn neefjes en nichtjes te gaan vertellen wat er nu weer aan de hand is. En binnen een minuut ben je omringd met 20 jongetjes en meisjes. Snotneuzen. Geen speelgoed. Maar goed, je handen gekruist tegen elkaar en dan omdraaien, dat is ook een leuk spelletje: er is er altijd wel één die je na gaat doen. Een enkeling die je met open mond aanstaart.
De handige man was al snel klaar met mijn sandalen, hij vond het eigenlijk wel grappig. Ik besloot 10.000 kippen achter te laten (= 1 euro). Bij mijn vertrek dezelfde achterdocht. In een ander dorp kwam ik water kopen, en ik besloot ook mijn paraplu aan te bieden aan een oude dame die kwam aansloffen. Ze griste hem uit mijn hand, maar kwam even later theatraal mijn hand schudden. De kinderen vonden het geweldig.
  
De Lao Theung zitten sinds een jaar of twee weer meer in de verdrukking dan ooit. Sinds er nieuwe wegen zijn, heeft de meerderheid van de bevolking van Laos alle ruimte om de Lao Theung te komen koloniseren. Met een nieuw systeem van banken, kasboeken en leningen voor de overwaarde van hun huis komen de Lao van het laagland (Lao Loum) land kopen en al hun familieleden uitnodigen in het nieuw ontdekte oosten. Spotgoedkoop. 750 euro voor 1 hectare.
De Lao Theung doen niet mee aan dat systeem, terwijl het wel altijd hun land was. 
Wat een toerist in een of ander ecotoerisme-project niet te zien krijgt, is wat er op dit moment wel aan de gang is. Een colonne van overheidsambtenaren met brede auto's die baantjes voor elkaar komen creëren, die elkaar overdag bezig houden met stempels, en vanaf een uur of vier met karaoke, bier en vooral heel veel geluidsoverlast. Met de hele familie. Je voelt dat de Lao Loum nieuw zijn in dit gebied. In het 'administratieve centrum' zijn zij in de minderheid; ze zitten er vaak nog maar een paar jaar en er is bijvoorbeeld geen enkele tempel. De arrogantie is stuitend: geen sluitingstijden, ze zitten er voor zichzelf en hebben totaal geen boodschap aan de oorspronkelijke bevolking of de sfeer van het dorp.


Kolonialisme is hier nog maar net begonnen. Door de Lao, niet door de Europeanen. Sterker nog: Fransen in Indochina, en Hollanders in Indië en Nieuw Guinea hadden vaak een eigenaardige interesse om alles in kaart te brengen wat ze aantroffen. Het was ordinair machtsvertoon en handel, maar de Europese koloniale tijd viel ook samen met de hele Romantiek en interesse voor het oorspronkelijke. In Azië niets van dat alles. Geschiedenis is alleen interessant als het toeristen trekt, als mensen er kaartjes voor willen kopen. Er zijn westerlingen die Zuidoost-Azië voorgoed verlaten vanwege een gevoel van algehele desinteresse. Mensen die min of meer standaard niet begrijpen dat je hier uit interesse bent (of zelfs uit interesse een vraag stelt), en niet voor handel of voor relatieverplichtingen.

De Lao Theung en hun leefwijze staan onder grote druk bij de huidige economische voorspoed en je moet er niet aan denken dat ze straks in een reservaat zitten. Maar toch, een paar zaken werken in hun voordeel. Allereerst het aantal : anderhalf miljoen mensen, dat is één op de vier Loatianen. Samen met andere minderheden vormen ze zo'n 35% van de totale bevolking. Niet echt een aantal voor een openluchtmuseum. En het aantal kinderen per vrouw is echt fenomenaal; ik weet even geen ander woord.
Ten tweede: Lao Theung hebben een aandeel in de lokale economie. Ze weven doeken, bewerken rijst en verkopen vruchten uit het bos. Slash&burn. Klein maar het is iets: misschien zijn er daarom niet de problemen met alcoholisme of geweld, zoals bij Indianen.
Ten derde: de Lao Loum kunnen zich nog zo arrogant opstellen en doen alsof iedereen mee zou moeten aan de nieuwe cultuur van het mobieltje dat alsmaar afgaat, maar niemand die op het idee komt om andere volkeren te bekeren tot het boedisme of wat dan ook.
Interessant is misschien ook dat er één land is in deze streek waarvan de vroegere bevolking wél een eigen land heeft: Cambodia. Misschien is het enkel het idee, maar toch. De talen zijn verre verwanten. (De Mon-Khmer volkeren zijn trouwens niet de aboriginals van Zuidoost-Azië, dat zijn de kroesharige negrito's).

De onherbergzaamheid van de streek heeft nieuwkomers lange tijd op afstand gehouden, maar dat geldt steeds minder. Er zijn nieuwe wegen. De Chinezen hebben sinds kort een cementfabriek in de streek, rechtstreeks uit Beijing en niemand die een woord Lao leert. De Vietnamezen zijn er ook als de kippen bij met hun schimmige handeltjes en hun aandoenlijke eerlijkheid. Maar nogmaals, het zijn de Lao Loum die de stempels, de baantjes en de kasboeken beheren en niemand anders.
Veel meer dan Thailand is Laos op de hand van China, en dat verklaart de snelle verandering. Vier jaar geleden zijn in Laos de allereerste banken gebouwd, en zij verstrekken nu de cijfertjes in het luchtledige, want papier kun je het niet noemen.

Het wonderlijke van algehele economische voor- en tegenspoed vind ik dat veel mensen echt denken dat het hun eigen verdienste is. Vergeet het maar.
Foto's zijn van 2008, van een Katang-dorp dat wel meedoet aan een ecotoerisme-project. Bovenstaande ervaringen zijn van een fietstocht van Salavan naar het administratieve centrum Toumlane.